05 april 2019

Kasjmier werd miljoenenhandel; Mongolie en de gevolgen


Een nomade trekt met zijn geitenkudde door het Altajgebergte in Mongolië
op zoek naar graasland na zware sneeuwval.
Beeld Tariq Sawyer
Hoe kunnen de eens zo exclusieve kasjmieren truien nu voor een paar tientjes in de schappen liggen? Het antwoord ligt in Mongolië, waar de geitenkuddes zo snel uitdijen dat de graaslanden volgens milieuorganisaties in een woestijn veranderen.

Keizer Napoleon Bonaparte was er helemaal door gegrepen: de kasjmieren sjaals die hij op de marktpleinen aantrof tijdens zijn expeditie door Egypte (1798-1801). Hij stuurde er een paar naar zijn echtgenote Joséphine. ‘Ik denk niet dat dit mode wordt’, reageerde ze. Ze had ongelijk. Binnen enkele jaren ontstond er in Europa een ware ‘kasjmiergekte’. De zachte, warme wol, vernoemd naar de geiten uit de Noord-­Indiase Kasjmirvallei, groeide uit tot het ultieme statussymbool van de Europese elite. Joséphine legde alsnog een collectie van honderden sjaals aan.

Ruim twee eeuwen later is kasjmier een lucratief massaproduct geworden. Misschien wel te lucratief: milieuorganisaties zetten grote vraagtekens bij de ­almaar uitdijende geitenkuddes, die ­verwoestende ecologische gevolgen kunnen hebben. Want hoe kan het dat de eens zo exclusieve kasjmieren trui nu soms al voor een paar tientjes in de schappen ligt?

Het antwoord ligt in Azië. Niet meer in India, maar in Mongolië en de noordelijke Chinese regio Binnen-Mongolië. Daar komt zo’n 90 procent van de wereldwijde kasjmierwol vandaan. Enkele eeuwen geleden – niemand weet precies wanneer – vond de kasjmiergeit (een verzamelnaam voor meerdere soorten vergelijkbare geiten die kasjmier produceren) via herders zijn weg naar de Mongoolse grasvlakten. Het koude en droge klimaat is optimaal voor het dier.

‘Kasjmier is de duurste vezel die er is’, zegt Fabio Garzena, directeur van het CCMI, een organisatie die wereldwijd toeziet op de kwaliteit van de stof en fraude bestrijdt. ‘Dat komt doordat het kasjmierproces veel ingewikkelder is dan bij bijvoorbeeld schapenwol.’

Nationale kudde
Het keerpunt van de industrie kwam in de jaren negentig. Toen kreeg China de beschikking over de technologie die nodig is om de rauwe wol te verwerken, een proces dat voorheen vooral in Schotland en Italië plaatsvond. China herbergt nu meer dan tweeduizend kasjmierfabrieken, gevuld met goedkope arbeidskrachten. Soms worden korte vezels gewoon aan elkaar geregen. De prijs van kasjmier is op die manier flink omlaag gegaan, vaak ten koste van de kwaliteit.

Maar een minstens even belangrijke ontwikkeling speelde zich af in Mongolië, de andere grote producent van de rauwe wol. In 1990 schakelde het land van een communistisch systeem over op een chaotische democratie met een vrije markt. Sindsdien is een overproductie aan kasjmier ontstaan.

De communistische staat beheerde voorheen de dierenindustrie en het graasland. Aan de nationale kudde was een maximum van 25 miljoen dieren gesteld. Herders kregen een (klein) salaris. De staat vormde een sociaal vangnet. Tijdens de ‘dzud’, de Mongoolse term voor de extreme winter die in het land kan volgen op een droge winter, kregen de nomaden bijvoorbeeld extra voedsel om hun dieren mee in leven te houden. Dat was nodig, want de temperaturen in Mongolië kunnen tijdens een dzud zakken tot 50 graden onder Celsius.

Met de overgang naar de democratie viel dat stelsel in een klap weg. En dus breidden de nomaden hun kuddes meteen uit. Het houden van meer dan duizend dieren werd ‘gewoon’. Want tijdens een dzud kunnen veel dieren sterven. In 2017 waren dat er meer dan een miljoen. Dat viel dan relatief nog mee. In de dzud van 2009 stierven er acht miljoen.

‘De vrije markt in Mongolië werkt steeds grotere kuddes in de hand’, zegt ecoloog Martin Pfeiffer van de Duitse Universiteit van Bayreuth. ‘Herders nemen meer dieren, zodat het niet zo erg is als er een paar sterven in de winter.’

Er zijn in Mongolië volgens de overheidsstatistieken 70 miljoen veedieren. Meer dan de helft daarvan bestaat uit geiten. Die zijn dankzij de lucratieve kasjmierindustrie het waardevolste ­dierenkapitaal dat een herder kan bezitten. Hoe meer geiten hij heeft, hoe makkelijker hij een lening kan krijgen bij een bank om bijvoorbeeld een auto te kunnen kopen.

Amsterdamse ondernemer
Voor ondernemers met een avontuurlijke geest, zoals de Amsterdammer ­Diederik Rijsemus (30), biedt de situatie kansen. Rijsemus richtte in 2015 met de Amerikaan Matthew Scanlan het bedrijf Naadam op, gespecialiseerd in kleding van Mongools kasjmier. Met twee vestigingen in New York en een hoofdkantoor met meer dan veertig werknemers zijn ze in korte tijd een belangrijke speler in de kasjmierbusiness geworden. De afgelopen drie jaar verzesvoudigde hun omzet naar 30 miljoen euro.

Rijsemus had na zijn studies economie en Chinees met zijn studievriend Matthew afgesproken in Ulaanbaatar, de Mongoolse hoofdstad. De mannen wilden het land zien. Twee nomaden nodigden hen uit een kijkje te nemen bij de traditionele nomaden in de Gobi-woestijn. En zo reden ze 24 uur in een Toyota Highlander over de vlaktes, waar geen mens of weg te bekennen was, tot ze bij een tentengemeenschap aankwamen.

‘Niet bepaald een glamourleven’, zegt Rijsemus. Op de Mongoolse grasvlaktes wonen de meeste mensen in traditionele tenten, de zogeheten joerts. Daarmee trekken ze van plek naar plek om hun vee te laten grazen. ‘De nomaden hebben vaak geen douche en amper schoon drinkwater. De omstandigheden zijn heel slecht.’

Wat de jonge ondernemers opviel tijdens hun dagen bij de nomaden, was dat zij hun kasjmierwol voor een lage prijs aan Chinese tussenpersonen verkochten, waarna die via een ingenieus handelsnetwerk zijn weg vond naar de Chinese fabrieken. ‘Die prijs verdubbelt bij elke tussenpersoon.’ De ondernemers bedachten het plan de kasjmier voor een hogere prijs rechtstreeks van de nomaden te kopen en de markt van tussenpersonen op die manier uit te schakelen. ‘Een goede deal voor beide partijen.’

Na het vinden van een investeerder keerden de mannen terug naar Mongolië. Met 3 miljoen dollar in cash, verspreid over twintig plastic tassen, reden ze in een jeep naar de nomaden om de wol in te slaan. Een consultant was mee om de kwaliteit van de kasjmier te beoordelen. Een paar beveiligers hielden het gevaar op afstand. ‘Ergens anders zou ik bang zijn geweest, maar we hadden goede kerels bij ons.’

De filosofie van Naadam is dat deze manier van zakendoen de nomadenindustrie in stand houdt. Die is namelijk langzaam aan het verdwijnen. Jaarlijks verruilen zo’n 45 duizend Mongolen hun bestaan op de grasvlaktes voor een leven in Ulaanbaatar. Daar is elektriciteit en onderwijs. De bevolking in de stad is de afgelopen tien jaar verdubbeld naar 1.5 miljoen inwoners, ruim de helft van het totale bevolkingsaantal.

Verdorren
Zo’n 220 duizend huishoudens met vroegere nomaden verwarmen hun woningen in Ulaanbaatar in de koude winters door het verbranden van kool. Door de luchtvervuiling die daaruit voortkomt sterven er volgens de World Health Organization (WHO) zo’n vierduizend mensen per jaar. De Mongoolse overheid heeft de bevolking een binnenlands migratieverbod opgelegd. Mensen worden aangemoedigd terug te keren naar de grasvlaktes.


Mongoolse herders bij hun kasjmiergeiten. Beeld Tariq Sawyer


--------------------------------

Van geit naar trui
De afgeschoren donsvacht van de kasjmiergeit wordt eerst schoongemaakt en onthaard in een machine. Alleen de dunste haren, met een gemiddelde diameter van minder dan 19 micron, gaan door voor kasjmier. Ter vergelijking: een mensenhaar kan wel 181 micron dik zijn. Ook de lengte van de vezel telt mee. Hoe langer die is, hoe beter de kwaliteit van de kasjmier, want die behoudt dan langer zijn structuur. Vervolgens wordt de wol gesponnen tot draad. Die wordt verwerkt en dan kan het breien van het eindproduct beginnen.


----------------------------------

Maar paradoxaal genoeg zijn ook juist die grasvlaktes een punt van discussie geworden. Want Mongolië verandert langzamerhand in een woestijn, stellen milieuorganisaties. Volgens de Wildlife Conservation Society Mongolia (WCS) is 70 procent van het landschap aan het verdorren. Enerzijds komt dat door de klimaatverandering. Maar de schuld wordt ook gezocht bij de kasjmierindustrie.

‘Het probleem is dat de geiten veel druk zetten op het graslandschap’, zegt Martin Pfeiffer, een Duitse bioloog en ecoloog die onderzoek doet in Mongoliè. ‘Ze eten de planten met wortel en al op.’ Daardoor ontstaan dode gebieden in het land. En zonder gras is er weinig toekomst voor de dieren. In China hebben ze om deze reden grenzen gesteld aan de hoeveelheid geiten die een herder mag hebben.

Volgens Onon Bayasgalan van WCS is de situatie het ergst in het westen van Mongolië, waar veel herders hun vee laten grazen. ‘Daar zie je echt dat het landschap aan het verschralen is. Je ziet de afgekloven wortels aan de oppervlakte zitten, het gras is dor en geel. Zelfs de herders die stellig ontkennen dat het iets met de geiten te maken heeft, zijn het erover eens dat het vroeger anders was.’

Daarom is WCS een project begonnen om de kasjmierindustrie duurzamer te maken. Daarbij worden ze onder andere gesteund door de Universiteit van Stanford en het modebedrijf Kering, waaronder huizen als Yves Saint Laurent en Gucci vallen.

‘We proberen de herders met ons project beter georganiseerd te krijgen’, zegt Bayasgalan. ‘Kennis over het landschap hebben ze genoeg, maar het ontbreekt vaak aan samenwerking. Als ze meer onderling coördineren tussen waar ze hun vee laten grazen, kan het gras kans krijgen terug te groeien.’

Zwakke staat
Van dit soort projecten zal het moeten komen, want volgens Troy Sternberg, klimatoloog aan de Universiteit van Oxford, hoef je van de overheid niet veel te verwachten. ‘Mongolië heeft een zwakke staat die het niet lukt om vat te krijgen op wat voor industrie dan ook. Regulering wordt niet gehandhaafd. Twee weken geleden werd er in Ulaanbaatar nog volop geprotesteerd tegen de corruptie.’

Bovendien zijn de nomaden niet zo bezig met het probleem, zegt Sternberg. ‘Ze zeggen: we weten dat de geiten slecht zijn voor het landschap, maar dit is nu eenmaal ons inkomen.’ Overigens heeft hij zijn twijfels over de mate waarop het land verdort. ‘Het klimaat is altijd aan verandering onderhevig. Er is geen hard bewijs voor die 70 procent waar de WCS het over heeft.’ Maar er is ook geen bewijs dat het níét het geval is. ‘In Mongolië zijn veel zaken vanwege een gebrek aan academische interesse nog niet opgehelderd.’

Kasjmier zal vermoedelijk niet snel meer worden wat het ooit was, verzucht de Italiaanse Gerzano. ‘We moeten streven naar minder kasjmier, die duurzaam is en van een hoge kwaliteit.’ Bij een lage prijs moeten bij de consument altijd alarmbellen gaan rinkelen, benadrukt hij. Een sjaal van 20 euro is sowieso verdacht. ‘Daar koop je niet eens de rauwe wol voor in die nodig is voor de productie.’


Bovenstaand artikel is overgenomen uit de Volkskrant d.d. 5 april 2019
Journalist: Casper Luckerhof,  4 april 2019, 20:28
Beelden zijn van Tariq Sawyer

Geen opmerkingen:

Een reactie posten